Klimaatverandering is geen lokaal verschijnsel en we krijgen er allemaal mee te maken. Dat is helaas iets waar we niet omheen kunnen. Door veranderende mate van luchtvochtigheid, temperaturen, en grondwaterstanden komen de fruit- en groentekwekerijen in een lastig parket. Hoe kunnen de kwekers dezelfde hoeveelheid blijven kweken en hoe gaan ze om met veranderende verzorging die de planten nodig hebben?
Voor de wijnindustrie lijkt er iets minder dreiging te zijn dan bij veel andere het geval is. De grote angst voor veel fruitkwekers is de uitdroging van de grond. Bij de druivenkwekers zit de verzorging van het fruit wat anders in elkaar. De meeste druivenranken trekken hun water namelijk niet rechtstreeks in de grond. Druivenwortels maken een soort reservoir onder de grond en daaruit wordt op aanvraag vocht verdeeld naar de druiven.
Groei voor de toekomst
Aan de universiteit van Davis is onderzoek gedaan naar deze zogenaamde onderstammen waar het vocht wordt vastgehouden. Er is specifiek gekeken naar hoe de onderstammen reageren op droogteverschijnselen. Wanneer duidelijk is welke eigenschappen de druiven helpen om door droogte heen te komen was het idee om deze eigenschappen te versterken zodat de planten in steeds extremere omstandigheden kunnen blijven groeien.
Er is gekeken naar de capaciteit van de onderstam, waarbij wordt onderzocht hoeveel de wortels krimpen bij uitdroging. Het water dat de onderstam binnenkomt moet eerst via een groep cellen door een netwerk van buizen binnen de plant, ook wel xylem genoemd, om bij de bladeren uit te komen. Dat xylem is al veelvuldig onderzocht, maar de laag cellen waar het water door binnenkomt sneuvelt vaak als eerste.
De opzet
In het experiment zijn een totaal van 8 druivenplanten gebruikt. Daarvan zijn er 4 in een kas geplaatst waar zij voorzien werden van voldoende water en voeding, terwijl de andere vier in ‘droogte-omstandigheden zijn geplaatst. De druif die in het experiment gebruikt werd is toepasselijk de Chardonnay geworden, voor de droge witte wijn. Na verloop van tijd werd ook de kasdruiven minder water gegeven.
De ranken die in droogte groeiden waren minder vatbaar voor het krimpen van de onderstam dan de goed gewaterde planten. De droge druivenplanten waren “te bang om vocht los te laten” en hebben zich ontwikkeld om niets aan levensenergie in te leveren in tijden van droogte. Daardoor konden de droge planten beter omgaan met fotosynthese en bleef er meer van de plant intact. De les is dus dat druiven maar schaars van vocht hoeven worden te voorzien om ze op droogte voor te bereiden. Over de smaak van de wijn van de verschillende druivenplanten hebben de onderzoekers geen uitspraken gedaan.
Ook op zoek naar een nieuwe uitdaging? Kijk dan hier bij onze vacatures!